Texelse boerinnen waren hun gewicht in goud waard. Ze kaasden en maakten boter en verdienden daarmee ongeveer de helft van de inkomsten van de boerderij. Daarnaast mestten ze de varkens vet, voerden kippen en het jongvee, verwerkten in de herfst de slacht en de inmaak, bakten brood en kookten eten.
Ze naaiden en verstelden kleding en beddengoed, breiden, hielden de boerderij schoon, witten de muren in het voorjaar en hielpen ’s zomers met de hooioogst.
Kraambed
Tot en met de 19e eeuw overleden vrouwen nog wel eens in het kraambed. Een boer hertrouwde dan zo snel mogelijk, want een huishoudster, toen een meid genoemd, kostte geld en kon de benen nemen. Een goed kazende echtgenote bracht geld op, ze bleef en samen zorgden ze voor nageslacht, dus continuïteit van het bedrijf.